Freinetonderwijs
De principes
Célestin Freinet ontwikkelde een visie op onderwijs vanuit de dagdagelijkse werkelijkheid, zowel op school als in de hele dorpsgemeenschap. Hij stelde daarin de rechten en het welzijn van gewone mensen centraal. Dit zijn de belangrijkste principes van zijn visie:
Leren door zelfontdekking
Kinderen zijn van nature leergierig. In een klassieke opvoeding krijgen ze zelden de kans dit te ontdekken. De Freinetmethode vertrekt echter uit de wereld van het kind. De kinderen brengen zelf onderwerpen aan, die ze vakoverschrijdend uitdiepen. Kennis die je verwerft uit ervaring blijft langer hangen en wordt grondiger verwerkt. “Saaie” leerstof wordt omgezet in aangename leermomenten.
Zinvol werk en zelforganisatie
Kinderen krijgen een grote vrijheid om hun werk te regelen. Zelfredzaamheid komt in de plaats van betutteling. De leerlingen weten wat verwacht wordt maar kunnen zelf in hoge mate bepalen hoe tot dat einddoel te komen.
Mondig in de wereld staan
Kinderen brengen onderwerpen aan uit de hen omringende werkelijkheid. Ze krijgen een open kijk op de wereld. Tegelijk ontwikkelen ze een grote taalvaardigheid. Zo groeien ze op tot mondige en weerbare mensen. Duidelijke afspraken (tussen kinderen onderling, kinderen en leerkrachten, kinderen en ouders…) en een democratische structuur leiden deze mondigheid in goede banen.
De klas is een groep van individuen
Uniformiteit is uit den boze. Elk kind is immers anders en moet zijn eigen persoonlijkheid kunnen ontplooien. Als elk kind zich goed voelt en gewaardeerd voelt, ontstaat er een hechte band in de groep.
De Freinetprincipes in de praktijk
Dagverloop
Elke dag is er een ronde. De kinderen wisselen nieuwtjes uit, opperen ideeën en formuleren voorstellen. De praatronde is een uitlaatklep, een leermoment, een bron van initiatieven en een moment van (leren) luisteren en beurt afwachten. De kinderen maken afspraken en brengen suggesties en projecten aan.
Naast de vaste leermomenten voor taal, rekenen en zo meer kent de Freinetschool ook de vrije werktijd. Dan kiezen de kinderen zelf waarmee ze bezig zijn, individueel of in kleine groepjes.
In de namiddag wordt er aan projecten gewerkt of gaan we creatief aan de slag in ‘atelier’.
Eén keer in de week sporten de kinderen. In de vierde leefgroep gaan we om de 14 dagen zwemmen.
Aan het eind van elke dag overlopen de kinderen samen de voorbije dag. Dan is het ook het moment om samen fruit te eten. We vertellen wat we leuk vonden die dag of wat minder leuk was. We vertellen wat we leerden.
Freinettechnieken
Vanuit zijn visie op onderwijs, ontwikkelde Freinet nieuwe werkvormen. We lichten enkele belangrijke Freinettechnieken toe zoals ze in de Klaproos toegepast worden (met variatie op basis van eigen stijl en ervaring van de begeleider).
Levend leren lezen, schrijven en rekenen
De kinderen leren lezen volgens de natuurlijke methode waarbij eigen verhalen en ervaringen het materiaal vormen voor de “vrije” teksten. Ze begrijpen meteen wat ze lezen: de inhoud is even belangrijk als de techniek. Lezen en schrijven zijn direct zinvol. Ze kunnen experimenteren met taal, zowel naar vorm als inhoud.
Niet enkel taal- maar ook rekenmateriaal wordt uit de verhalen van de kinderen gehaald: levend rekenen. Wiskunde wordt zo geen saaie abstractie maar levende stof. Levend rekenen wordt regelmatig toegepast, tegelijk wordt gesteund op een rekenboek om de leerstof in te oefenen.
Projectwerking
Tijdens de projectwerking of via werkstukken worden thema’s verder uitgediept. Een kind doet dat individueel of in groep en spreidt de werkzaamheden over verschillende dagen, soms weken. Eerst wordt de voorkennis geactiveerd, daarna wordt een werkplan gemaakt: wat wil men over het onderwerp weten en wat wil men ermee doen. Elk kind of groepje werkt op één of andere wijze aan een neerslag van zijn bevindingen: er wordt een boek gemaakt, een tentoonstelling, een diamontage, een toneelstuk… Afgewerkte projecten worden voorgesteld aan de klasgenoten en geëvalueerd. Bij projectwerk steunen we op de principes van doelgericht ervaringsleren en van spiraalleren. Op die manier zorgen we voor een kwaliteitsvolle projectwerking.
Plannen
In het Freinetonderwijs zijn planning en afspraken essentieel. Tot leefgroep drie gebeurt dit veelal klassikaal. Vanaf de vierde leefgroep beginnen de kinderen elke week met het opmaken van een weekplan. Daarnaast maakt elke leerling ook voor zichzelf een persoonlijk werkplan op. Zo kan hij op eigen tempo de leerstof verwerken en leren zelfstandig te werken.
Coöperatie
De klas is een coöperatieve, waarbij afspraken in consent, consensus of bij meerderheid tot stand komen. Dat gebeurt in de wekelijkse klasraad, waar het reilen en zeilen van de klas aan bod komt. Zo leren de leerlingen hoe ze democratisch met elkaar kunnen omgaan.
We kiezen voor graadklassen. Kinderen van verschillende leeftijden vormen samen een groep. Ze leren zo om te gaan met verschillen. Oudere en jongere kinderen kunnen van elkaar leren.
Tot slot is er ook de schoolraad voor beslissingen en afspraken die de hele school aanbelangen. Daarin is elke klasgroep vertegenwoordigd zodat ook hier oudere en jongere kinderen evenveel gewicht in de schaal werpen.
Wie was Freinet?
Célestin Freinet was een boerenzoon, geboren in 1896 in het Zuid-Franse dorpje Gars. Tijdens de eerste wereldoorlog onderbreekt hij tijdelijk zijn opleiding aan de normaalschool. Zijn legerdienst tekent hem met zware longkwetsuren.
Hij werkt als onderwijzer in het kleine schooltje van Bar-sur-Loup. Zijn verregaande invaliditeit laat klassiek lesgeven niet toe. Hij merkt ook dat de kinderen niet geboeid zijn door het traditionele schoolgebeuren. Samen met zijn kunstzinnige vrouw Elise gaat hij op zoek naar vernieuwing.
Uit de wisselwerking met de kinderen ontwikkelt zich uiteindelijk een volstrekt nieuwe onderwijsmethode.
De kinderen werken ook met de handen en houden zich in belangrijke mate zelfstandig bezig. Ze maken regelmatig natuurwandelingen en gaan bij ambachtslui in het dorp op bezoek. Bij de uitstappen is de interesse van de kinderen groot.
In de klas schrijven ze enthousiaste verslagen over wat ze “buiten” meemaakten.
De schoolboeken worden vervangen door materiaal dat de kinderen zelf produceren. Dat “produceren” gebeurt trouwens steeds letterlijker: met behulp van een oude drukpers wordt een klaskrant uitgegeven.
De klas wordt als een coöperatieve. De school is een deel van het dorp geworden: het leven van het dorp komt in de school en omgekeerd.
Niet iedereen apprecieert deze nieuwe denkbeelden en schoolpraktijk. De conservatieven dwingen hem tot ontslag, maar Célestin start zijn eigen “école expérimentale”. Na de tweede wereldoorlog volgt de grote doorbraak. De Freinetbeweging telt in 1966, bij zijn dood, reeds 30.000 leden en tal van scholen.
Tegenwoordig zijn er Freinetscholen over gans Vlaanderen en over de hele wereld.